zondag 12 augustus 2007

Alcohol is't (kort verhaal)

Momenteel koester ik enkel nog de ijdele hoop dat het leven meer is dan een reeks aaneengesloten formaliteiten.

Het is éénendertig graden, al een week lang. Als het langer dan vijf dagen meer als vijfentwintig graden is waarvan drie dagen aan stuk warmer zijn dan dertig graden, dan is men formeel onderworpen aan een hittegolf. Een hittegolf, een rationele optelsom van samenhangende factoren die resulteren in een onomstootbaar feit. Een feit dat door formaliteits gezinden kan worden opgeslagen in statistieken om zo een blauwdruk te krijgen van de eeuwige fluctuaties van het onvoorziene. Blauwdrukken die ons kunnen vertellen dat het al sinds negetienhonderdzoveel niet meer zo warm is geweest op deze exacte dagen van deze exacte maand.

Ik sprak vandaag een man, een aardige man. Hij was ergens achterin de vijftig, fotogeniek zelfbewust en joviaal. Hij was de persvoorlichter van een grote Nederlandse verzekeraar. We moesten wachten op mijn collega en tijdens de formele smaltalk bij een kopje koffie met alles erin wist hij me te vertellen dat het een statistische zekerheid was dat er deze zomer en bus vol toeristen een aanrijding zou krijgen. Het enige nare aan de zaak was dat hij me niet precies kon vertellen waar en wanneer. Ik zakte met een zucht in mijn stoel en beaamde dat het mij als nieuws en actualiteiten cameraman ook wel goed uit zou komen als ik van tevoren zou weten wanneer een dergelijke ramp zou plaatsvinden. Ik zou de avond van tevoren een hotel boeken vlakbij de toekomstige plek des onheils en mezelf te buiten gaan aan sangria en tapas en , als God het wil, aan één of meerdere Spaanse Mamasitas. Ik zou voldaan en met een bonkend hoofd staan wachten op het Frans gezinnetje in hun drie jaar oude donkerblauwe Renault Espace die de avond van tevoren waren vertrokken uit Parijs. Ik zou de minuten aftellen totdat het gekibbel van de vermoeide tweeling zusjes op de achterbank uit de hand zou lopen en de vader, die als enige de formaliteit van het halen van een rijbewijs had doorstaan, zich woedend om zou draaien om de eerstgeborene een klap om haar oren te geven. Ik zou mijn camera aan zetten en de verte in turen op zoek naar een slingerende blauwe stip met in de achtergrond een rood geel bestickerde bus vol chagrijnige Hollanders die blij zouden zijn dat de rit naar de lang verwachte vakantiebestemming niet al te lang meer zou duren. Ik zou inzoomen en scherp stellen als de franse huisvader zich met de rechter voorkant van de motorkap het viaduct in zou boren. Met alle gevolgen van dien.

Éénendertig graden, in mijn gehuurd appartementje in Amsterdam wacht ik op het moment dat het sociaal aanvaardbaar is geworden mij vol te gooien met Rosé. Het is bijna zover, slechts tien minuten scheiden mijn feitelijk alcoholisme van maatschappelijk verantwoord dronkenschap. Ik loop naar de koelkast en trek er een halflege fles uit. Zo een met schroefdop, die door technische vooruitgang zijn charme van het ritueel verwijderen van de kurk heeft verloren maar zijn doel daarom niet minder dient. Ik haal een glas uit het keukenkastje en vul het voor de helft. Ik kijk op mijn horloge, nog tweeëndertig seconden, ik zet het glas maar alvast aan mijn lippen en stel me in op het genot en de verkoeling die nu niet lang meer op zich laat wachten.
Ik sluit mijn ogen….en open ze snel weer wanneer ik mij opeens iets besef.

Ik ben hier Godverdomme alleen!

Ik ben net verhuisd, buiten de ingebouwde keukenkastjes, mijn koelkast, een matras, een tafel en een stoel is er hier niets en vooral niemand anders in mijn appartement. Dit dreigt mijn plannen op een sociaal verantwoorde manier tijdelijk te ontsnappen aan de constante stroom aan dagelijkse plichten en formaliteiten flink in de war te sturen. Iedereen weet immers dat drinken in je eentje de eerste tekenen zijn van feitelijk alcoholisme, hetgeen ik net zo drukdoende was te voorkomen.

Vertwijfelt slenter ik door de halflege kamer, als ik schoenen aan had gehad zouden mijn stappen hol weerklinken in de ongevulde ruimte, maar ik ben slachtoffer van een hittegolf, en slachtoffers van een hittegolf dragen geen schoenen, hooguit slippers. En aangezien slippers, net als zwembroeken alleen te koop zijn in het voorjaar, als het hier nog vijf graden vriest en het niet in het minst in mij opkomt mijn zuurverdiende geld tijdens een dergelijke koude periode aan dat soort artikelen te spenderen, loop ik nu in op blote voeten in mijn boxershort rond.

Dan maar een jointje!

Een zelfvoldane glimlach tekent zich op mijn lippen. De creatieve oplossing die ik vindt voor dit hekele probleem laat me niet zonder trots. Het vreemde aan softdrugs is namelijk dat ze op één of andere manier lijken te zijn ontglipt aan sociale standaardisatie. Niemand kijkt raar op als je s’ochtends om tien uur knetter stoned rondloopt , sterker nog ik betwijfel zelfs dat het mensen opvalt. De gedachte die eerder bij ze opkomt is dat je de avond van tevoren te veel hebt gezopen. Softdrugs zijn gedoogd en het begrip gedoogd vertaald zich in mijn ogen als “het aanvaarde onaanvaardbare” of, voor puristen onder ons, “het onaanvaardbare aanvaarde”. In beiden gevallen kan ik ermee leven en anderen kunnen zelf beslissen of hun mening links of eerder rechts uitvalt.
Het enige nadeel alleen aan softdrugs in het algemeen en cannabis in het bijzonder voor mensen als mijzelf is dat ze in plaats van de pijn te verzachten de gedachten over de eeuwige plichten en formaliteiten die ik zo krampachtig probeer te ontvluchten eerder schijnt te versterken.
Bij deze gedachten blijf ik even stilstaan als opeens het tweede besef op deze jonge avond de hoek om komt kijken.

Ik blow helemaal niet!, al jaren niet meer!

Hoofdschuddend om mijn eigen verwardheid staar ik voor me uit en sla in één keer het glas rosé achterover.

Één uur later.

Ik ben dronken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten